zondag 14 januari 2018

RIVIER.

             

                 EEN WATERWEG 

            VAN DE OORSPRONG 

                TOT AAN DE ZEE.



RIVIER.

Een rivier is een op natuurlijke wijze ontstane waterstroom die zich, afhankelijk van de reliefvormen van het terrein, een weg baant van hoger naar lager gelegen gebieden van het aardoppervlak, tot waar geen afstroming meer mogelijk is.


(Sedimentatie in een riviermond.)


Rivieren onderscheidt in hun uitloop; stroomt deze uit in een zee of oceaan, dan spreekt men over deze oceanisch; die eindigen in meren, moerassen of woestijnen, continentaal.
Voorts onderscheidt men de bovenloop, waar verticale erosie overweegt, een middenloop, waar zijdelingse erosie en opeenhoping van puin in bochten plaatsvinden, en een benedenloop, waar vooral sedimendatie voorkomt.
Het gebied waar de bronnen liggen noemt men het brongebied en dat waarin zijrivieren naar de hoofdrivier stromen, het stroomgebied. De grens tussen de stroomgebieden van twee rivieren is de waterscheiding.


(Meanderende rivier.)


Verder onderscheidt men de rivieren naar hun loop; rechtlopende rivieren die vrijwel recht lopen, meanderende rivieren, rivieren met veel bochten.
Naar de ontstaanswijze van de rivier; regen- of bron rivieren, die het water van de regen of een bron ontvangen. Gletsjerrivieren, die het water ontstaan door het smeltwater van het ijs van de gletsjer. 
Verder naar de waterhuishouding; permanente rivieren die door het gehele jaar water hebben; periodieke rivieren welke voor een deel in het jaar droog komen te staan.

Een van de grootste regenrivieren van de wereld is bijvoorbeeld de Amazone rivier in Zuid-Amerika.



BEVAARBAARHEID.

De bevaarbaarheid van een rivier hangt, behalve van de jaarlijkse gang van de waterstand en de wijdte  en de diepte van het bed, ook in sterke mate af van het verval, dat is het verschil in hoogte van de waterspiegel tussen twee plaatsen, en van het verhang, dit is de verhouding tussen het hoogte- verschil en de afstand van de beschouwde plaatsen.


(Stuw in de rivier de Maas bij Linne in de gemeente Maasgouw.)

Verbetering van de bevaarbaarheid wordt bereikt door de uitvoering van waterbouwkundige werken, waarbij verschillende werkwijzen te onderscheiden zijn.
Regularisering heeft ten doel het winterbed zodanig in te richten dat bij hoogwater een contant verhang en constante stroomsnelheden optreden.
Normalisatie beoogt het geven van een geschikte breedte en diepte van het zomerbed, bijvoorbeeld door een stelsel van kribben en strekdammen, verder onder meer het beschermen van oevers tegen inschuring en het plaatselijk afsnijden van te scherpe bochten.
Als door zeer geringe waterafvoer in de zomer een rivier onbevaarbaar zou worden, worden stuwen gebouwd, waardoor de waterspiegel wordt opgestuwd, met daarnaast schutsluizen voor het scheepvaartverkeer. Men spreekt dan van kanalisering, waartoe tevens gerekend wordt het graven van een nieuwe bedding over grotere afstanden ter vervanging van bochtige riviergedeelten.
In de 'Lage Landen' zijn dergelijke werken reeds eeuwen ondernomen en uitgevoerd; zoals in de Maas, Rijn en Waal.


NAVIGATIE.


Bakens langs de rivier. De stroomdraad is gestippeld aangegeven. Vaartuigen varen, stroomafwaarts, zoveel mogelijk in deze stroomdraad om van de stroom te profiteren. Schepen die stroomopwaarts varen proberen, voor zover de waterdiepte dat toelaat, de binnenbocht, met de minste stroom, te nemen.

Op de grote rivieren, die geheel voor de scheepvaart zijn ingericht, geschiedt de navigatie voornamelijk op tonnen- en bakenzicht, volgens de gegevens en inlichtingen die op kaarten en in gidsen zijn opgenomen en naar voorschriften van de desbetreffende reglementen voor de binnenvaart.
Tegenwoordig is dit ook mogelijk door middel van radarbakens, als het schip met radar is uitgerust.
Bij vaart op de vrije rivieren  waarin geen kunstwerken aanwezig zijn, dient men voor de navigatie op de hoogte te zijn  van de natuurlijke verschijnselen die invloed hebben op de waterstanden, op het voorkomen van banken en op de loop van de stroom. Grootste diepte vindt men in de regel daar waar de stroom het sterkst is. Sterke stroom vindt men in nauwe doorgangen en op de rechte gedeelten in de as van het vaarwater; onder de wal wordt hier vaak een neer aangetroffen, dit is een stroom die in tegengestelde richting loopt. In de bochten loopt de sterke stroom in de buitenbocht, waar ook de grootste diepte wordt aangetroffen omdat de grond er weggeschuurd wordt.
Banken worden gevormd benedenstrooms van de binnenbochten, waar minder stroom staat; ook benedenstrooms van de samenvloeiing  van de twee stromen. Bij een dubbele bocht moet goed op de stroomnaad gelet worden.


(Kaart met bakens, betonning en radarinstallatie in het Hollandsdiep.)


Een tegen de stroom varend schip houdt in de bocht iets meer de buitenbocht. Men houdt de kop op de stroom. De binnenbocht  volgend zou men kans lopen in de buitenbocht omhoog te gaan, daar de druk bij het passeren van de bocht op het voorschip groter is dan op het achterschip.
Op brede rivieren kan men, goed vrijblijvend van de bank aan de binnenbocht, deze bocht nemen waar minder stroom te verwachten is.
Stroomafwaarts varend wordt meer langs de binnenbocht gehouden; de stroom helpt nu mee de bocht te maken door de druk op het achterschip in de goede richting. In de buitenbocht is de kans groot dat het achterschip door de stroom gaat draaien en de grond kan raken.
Van tegenliggers die elkaar passeren in een bocht of een nauwte, heeft het vóór de stroom varende schip voorrang en moet het tegen de stroom varende schip gaande gehouden worden op voldoende afstand van de nauwte of de bocht.


INTERNATIONAAL RECHT.

Internationale rivieren zijn rivieren die door verschillende staten stromen of de grens daartussen vormen. De souvereiniteit wordt uitgeoefend door een staat over dat deel dat door zijn gebied stroomt. Een landsgrens wordt getrokken door het midden van een onbevaarbare rivier en door het midden van de dalweg als het een bevaarbare stroom betreft.
Het gezag van de oeverstaten en het gebruik voor de scheepvaart worden in vele gevallen geregeld door verdragen tussen de belanghebbenden, waarbij soms ook bepaalde vormen van internationalisering worden toegepast door het gezag van de oeverstaten te beperken ten gunste van dat van een riviercommissie, de benedenloop Donau, Elbe, Oder en Weichsel.
De vrijheid van de handelsvaart werd in beginsel reeds toegepast omstreeks 1800, voor de Rijn in 1804, en later Weense Congresakte van 1815, de Akte van Mannheim, Rijn, algemeen erkend.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten