vrijdag 14 februari 2014

SHELL TANKERS VLOTEN EN HUN EINDE. (DEEL 1-D VERVOLG).

STRIJKT DE (NEDERLANDSE) VLAG.

( DEEL 2.)


ALLES 'EIGEN PERSONEEL'.

De voor-oorlogse groei van de Nederlandse tankvaart liep gelijk op met de tomeloze expansie van de Koninklijke/Shell Groep. Oliemaatschappijen waren toen nog volledig geïntegreerd, dat wil zeggen dat men elke activiteit, tot en met die van de wasbaas op een schip door 'eigen personeel'liet uitvoeren.

De groei van de tankervloot was ook belangrijk voor de Newderlandse economie: in 1936 liep op de werf NDSM in Amsterdam de 12.000-tonner Macoma van stapel, het honderste schip dat voor Shell op een Nederlandse werf was gebouwd. 


( De Macoma, een tonnage van 12.263 ton en de roepletters PFRR.)












Bij het uitbreken van de WO II werden vanuit de rederijkantoren van de Bataafsche Petroleum Maatschappij in Den Haag 92 schepen gedirigeerd met een draagvermogen van 626.000 ton.



( De Macoma was gedurende WO II een hulpvliegkampschip oftewel een MAC ; Merchant Aircraft Carrier.)









De wereldomvang van de Groep weerspeigelde zich in de opslitsing in drie 'Nederlandse rederijen: La Corona (thuishaven van de schepen: Den Haag), NIT (Nederlandsch-Indische Tank-stoomboot Maatschappij, thuishaven Batavia.) en CSM ( Curaçaosche Scheepvaart Maatschappij, thuishaven Willemstad).
Nederlanders, Chinezen en West-Indiërs bemanden de schepen - het aantal personeelsleden lag boven de vierduizend.


 VIERHONDERD DODEN. 

De oorlog begon voor de Shell-vloot al vroeg in 1940 - in februari en maart liepen drie tankers zware averij op door mijnen en torpedo's - een ervan, de Eulota, zonk in het Engelse Kanaal.

( De ondergang van de Eulota in het Engelse Kanaal.)












Het was een voorproefje van de ontberingen die de vloot en haar bemanningen stonden te wachten.
Meer dan dertig schepen gingen verloren, bijna vierhonderd officieren en bemanningsleden vonden de dood.
Varen betekende bloot staan aan extreme spanningen - steeds de dreiging van vernietiging van het schip met de altijd gevaarlijke lading en emotioneel ook de lange scheiding van familie en/of gezin.
Tal van zeevarenden zagen hun verwanten vijf, zes soms acht jaar niet.


( Een schilderij dat weergeeft de strijd van de Ondina en de Japanse hulpkruisers in de Indische Oceaan.)

Samen leverde men een heldhaftige bijdrage aan de geallieerde oorlogsinspanning en de verdediging van de democratie wereldwijd. Er werd een hoge prijs voor betaald.

GROEI IN 'WEDEROPBOUW'.

Na de oorlog pakte Shell de draad van de groei van haar tankervloot weer op. De werven NDSM, RDM. Wilton Feijenoord en Piet Smid zaten boordevol werk voor Shell evenals tientallen toeleverende bedrijven zoals Stork en Werkspoor.
Tussen 1954 en 1962 werden op deze werven 34 tankers voor Shell gebouwd.



( Het s.s.Khasiella gebouwd bij de NDSM in 1956 een tanker van de
K-klasse.)














( Het m.s.Acmaea gebouwd bij
 P.Smit jr. in 1959 een tanker
 van de A-klasse.)









Per 1955 kwamen alle onder de Nederlandse vlag varende tankers in een nieuwe opgerichte rederij Shell Tankers. Het ging om 56 schepen met een totaal draagvermogen van 582.000 ton. Het bedrijf telde bij elkaar zo'n 3.400 personeelsleden.
Tot 1960 was de 'wederopbouw'in feite gebaseerd op het doortrekken van de voor-oorlogse sociale en economische lijnen - daarna trad een schaalvergroting in.
De schepen werden heel snel veel groter ( de eerste 210.000-tonner voor Shell werd in 1968 afgeleverd)
en de internationale concurrentie nam toe.




( Het s.s. Macoma van 209.995 BRT opgeleverd onder de roepletters PJLB in 1968 door de werf Ishikawajima Harima Heavy Ind. in Japan.)





Geen opmerkingen:

Een reactie posten